Het boek dat mijn denken over het klimaatbeleid het meest heeft gevormd, gaat gek genoeg niet over klimaat. Het gaat ook niet over energie, milieu of duurzaamheid. Het is een boek over liefdadigheid: The life you can save. Met dit boek, uit 2009, droeg moraalfilosoof Peter Singer sterk bij aan de opkomst van een beweging van “effectieve altruïsten”: mensen die niet alleen goed willen doen, maar dat ook goed willen doen. Ik ben één van hen.
Effectieve altruïsten zetten een deel van hun inkomen opzij voor liefdadigheid. Dat geld geven ze doorgaans niet aan de sponsorloop van buurtkinderen om het schoolplein op te knappen. Ze laten zich ook niet verleiden door folders met vertederende foto’s van sippe kindergezichtjes of aaibare dieren. Nee, ze doen een kosten-batenanalyse: hoe kun je met je euro’s zoveel mogelijk levens redden? (Ik kies voor de Against Malaria Foundation, omdat deze met relatief kleine bedragen heel doeltreffend een dodelijke ziekte in tropische landen voorkomt.) Effectieve altruïsten zijn filantropen met een warm hart, een open geest en gezond verstand.
Toen ik beter inzag wat de energietransitie inhoudt, realiseerde ik me steeds meer dat de opstellers van het klimaatbeleid dezelfde fouten dreigen te maken als wij wanneer we iets goeds willen doen voor onze medemens. Het gaat vooral om maatregelen die goed zichtbaar zijn, die een prettig gevoel geven en die boven alles de indruk wekken dat we goed bezig zijn. Erg effectief is het echter nog altijd niet. Ik meen nu dat we klimaatverandering moeten benaderen met het warme hart, de open geest en het gezonde verstand van een effectief altruïst.
Hoe ziet dat eruit? Met een warm hart erkennen we dat een miljard mensen op de wereld niet beschikken over elektriciteit. Ons ideaal van spaarzaamheid zal bij hen niet aanslaan. Wij kunnen hen beter helpen om vooruit te komen in hun leven met schonere technologieën dan waarvoor wij in het Westen ooit hebben gekozen. Door te moderniseren, zijn we bovendien – en dit klinkt misschien tegenstrijdig, maar het is echt waar – beter in staat om onze ecologische voetafdruk te verkleinen.
Met een open geest zullen we vaststellen dat alle energiebronnen voor- en nadelen hebben. Als we de plussen en minnen nuchter op een rij zetten, zullen we vaststellen dat wind en zon (voorlopig!) meer nadelen hebben dan we geneigd zijn toe te geven. We zullen ook taboes bespreekbaar maken. Zo zal het ons opvallen dat opslag van CO2 waarschijnlijk niet zo’n gek idee is, en dat kerncentrales geen CO2-uitstoot produceren en, verrassend genoeg, tot de veiligste energiebronnen worden gerekend.
En met gezond verstand laten we ons niet meeslepen door emoties. Geen apocalyptische voorspellingen. Geen moreel beroep op onze zorg voor de aarde. Geen naïef geloof in een magische oplossing voor de vele technische hobbels rondom energie uit zon en wind. Wat dan wel? Een koele, rationele blik om reële problemen op de juiste manier te pareren. Een beleid dat stuurt op innovatie en resultaat, deels in internationaal verband. Een keuze voor bewezen technieken.
Uiteindelijk, zo leren de effectieve altruïsten ons, moeten we ook goede bedoelingen – misschien wel: juist goede bedoelingen – beoordelen op hun doeltreffendheid. Ik zet me er graag voor in om die wijsheid toe te passen op onze pogingen om de klimaatverandering het hoofd te bieden.